Brief NBF: Reactie op steunpakket 2.0

De NBF maakt zich zorgen over de de kwetsbare positie van zzp-ers in deze tijd. We constateren dat de ongelijke behandeling van zzp-ers ten opzichte van mensen in loondienst en ondernemers met personeel met de gewijzigde voortzetting van de NOW en TOZO nog schever wordt. Deze en andere zorgen hebben we in een brief onder de aandacht van kamerleden gebracht.


Betreft: Bezwaren tegen de voorgestelde regeling TOZO2

Amsterdam, 27 mei 2020

Geachte commissies van OCW, SZW en EZK,

De Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en Televisiemakers (NBF) heeft met zorg kennisgenomen van de voorgestelde verlenging van de steunmaatregelen voor de zelfstandige ondernemers zonder personeel (zzp-ers). Er was bij de TOZO en NOW-regeling al een grote rechtsongelijkheid gecreëerd tussen zzp-ers en ondernemingen met personeel. Door de nieuwe invulling van beide regelingen wordt de ongelijkheid en het verschil in inkomstencompensatie alleen maar groter.

Zowel de NOW als de TOZO zijn regelingen die inkomstenverlies voor werkenden als gevolg van het stilleggen van werkzaamheden vanwege overheidsmaatregelen of economische gevolgen door corona compenseren. Beide regelingen beogen daarmee werkgelegenheid en toekomstige economische activiteiten te behouden ten einde inkomen te blijven genereren. In beide gevallen is het uitgangspunt het behoud van inkomsten door arbeid.

Juist in de creatieve sector is een groot aantal zzp-ers werkzaam. Ook bij bedrijven met personeel in loondienst. Wij begrijpen uit de markt dat bedrijven die gebruik maken van de NOW, eerst hun vaste personeel weer volledig aan het werk proberen te krijgen om zo hun aanspraak op deze regeling af te bouwen. Dat heeft als gevolg dat het voor de zzp-ers nog veel langer duurt voordat zij weer als zelfstandige omzet kunnen draaien in de stil gelegde sectoren. En terwijl zzp-ers als eerste en tegelijkertijd langer getroffen worden, is hun inkomenscompensatie veel lager dan dat van mensen met een vast contract en van ondernemers met personeel.

In de NOW worden de loonkosten aan de onderneming vergoed tot maar liefst 90% van een salarisplafond van €9.538 per maand per FTE. Dat bedrag is nog exclusief vakantiegeld, pensioen en sociale lasten, waarvoor een 30% opslag geldt. Dat betekent dat een ondernemer tot maximaal €11.159,46 per werknemer per maand kan ontvangen om diens inkomsten te compenseren. Die compensatie geldt overigens ook voor de ondernemer zelf.

Bij TOZO 1 is de inkomenscompensatie maximaal €1.501,30 voor een huishouden. Als de zelfstandige geen partner of kinderen heeft is dat €1.050,-.

Het verschil tussen de inkomenscompensatie in het kader van de NOW en de TOZO kan oplopen tot €9.658,16.

Naast de hoogte van de vergoeding worden zzp-ers op een tweede manier benadeeld ten opzichte van ondernemers met personeel en personeel in loondienst. Voor de NOW wordt niet gekeken naar de gezinssamenstelling of inkomen van de partner. Daardoor kan bij tweeverdieners maandelijks tot maximaal € 22.318,92 per huishouden worden uitgekeerd.

Dit staat in schril contrast met tweeverdieners die zzp-ers zijn. Als twee zzp-ers samenwonen mag er óf twee keer €750,- of één keer €1.500,- worden aangevraagd.

Onder de NOW kan een huishouden bijna 15(!) keer meer inkomstencompensatie ontvangen dan een huishouden met twee zzp-ers.

De overheid wijst erop dat een zzp’r zelf kiest voor ondernemersrisico. Maar dat argument houdt geen stand. De ondernemer met personeel ziet immers datzelfde ondernemersrisico door de NOW voor zijn werkenden én zichzelf wel afgewend. Laten we ook helder stellen dat voor deze werkenden er blijkbaar ook geen werk is, anders hoeft er door de ondernemer met personeel geen NOW te worden aangevraagd en hoeft de eigen buffer ook niet te worden aangesproken. Daarbij komt dat werknemers altijd kunnen terugvallen op een ontslagvergoeding en de WW. Voor zzp-ers is dit ruime vangnet niet aanwezig.

Wij constateren dat de aanpassingen in de verlengde maatregelen NOW en TOZO deze rechtsongelijkheid nog groter maakt.

Bij de NOW 2 is de opslag vanaf 1 juni (voor vakantietoeslag en dergelijke) met 10% verhoogd naar 40%. Dat maakt dat de maximale inkomstencompensatie nog hoger wordt.

De TOZO 2 wordt juist verder beperkt door het introduceren van een partnertoets.

De TOZO is gegrond op de participatiewet en de BBZ en gaat bij de zzp’r uit van het bestaansminimum (Bijstand). Ondertussen is er bij de NOW geen enkele relatie met de WW, minimumloon of bestaansminimum. Ook hier is de verschillende behandeling van ondernemers zónder en ondernemers mét personeel scheef.

Als de regering de NOW, net als TOZO, zou koppelen aan het bestaansminimum, dan zou de vergoeding maximaal 75% van het loon zijn en het salarisplafond op iets meer dan € 3.000,- liggen.

Dat een werknemer door de arbeidsovereenkomst recht heeft op zijn/haar salaris begrijpen we. Maar door het regeringsbesluit om het verschil tussen WW en het volledige salaris voor ondernemers met personeel wél volledig te compenseren, is een sterke ongelijkheid niet te ontkennen.

In de praktijk blijkt dat de uitvoering van de TOZO door gemeenten de problemen voor zzp-ers vergroot. Uit ons beroepsveld ontvangen wij signalen dat gemeenten de TOZO traineren door de handleiding van de VNG naast zich neer te leggen, terwijl de minister niet van plan is de uitvoering van de NOW sterk te gaan controleren. Hiermee wordt de ongelijkheid tussen ondernemers zonder en ondernemers met personeel nog weer groter.

Ook bij de TOGS-regeling doet zich een probleem voor. Juist kleine ondernemingen, die hun vaste lasten laag hebben gehouden, vallen er buiten door de hoge drempel van de minimum aanvraag hoogte. Een verlaging van de drempel zou welkom zijn.

Veel ondernemingen in onze branche hebben een groot ambulant karakter. Ondernemers zijn normaliter veel onderweg en voeren hun werkzaamheden uit in diverse studio’s en steeds wisselende locaties in het hele land. Daardoor zijn veel ondernemingen statutair gevestigd op het huisadres, en beschikken soms zelfs niet over een externe werkruimte. Of staan hier in geval van bijvoorbeeld opslag in ieder geval niet ingeschreven terwijl zij wel vaste lasten hebben. Hoewel voor de reguliere ambulante handel en horecaondernemingen dit probleem inmiddels is opgelost, is dit voor onze sector (o.a. SBI 59.11.1/2) nog niet geregeld.

Het is de verwachting dat de komende maanden meer sectoren weer opstarten. Het is onze verwachting dat daarbij de grote ondernemingen eerst hun vaste personeel weer gaan inzetten en daarmee minder aanspraak op de NOW maken. Het na-ijl effect voor de zzp-ers houdt dan zeker tot het einde van dat jaar aan en daarmee is een lange termijn voor de TOZO bittere noodzaak.

Tot slot moet TOZO 2 in ieder geval op TOZO 1 aansluiten, ook als er gekozen is om de drie aaneen gesloten maanden later dan afgelopen maart in te laten gaan, bijvoorbeeld omdat in maart jl. (gedeeltelijk) nog omzet is gedraaid / winst is gemaakt.

Bij veel huishoudens is het tweede inkomen van of de partner in loondienst of als zzp-er noodzakelijk en redt men het niet met enkel de bijstandsnorm, terwijl bij de tweeverdieners in loondienst die door de NOW wel gecompenseerd worden.

Wat betreft overige steunmaatregelen die het kabinet heeft genomen voor onze sector is de meest besproken die van €300 miljoen vanuit OC&W. Deze gelden worden institutioneel besteed en komen daardoor niet of nauwelijks ten goede aan zzp-ers.

Naar aanleiding van bovenstaande verzoeken wij u dringend in het komende debat de voorgestelde regelingen aan te laten passen en moties en/of amendementen in te dienen;

  • Zie af van de partnertoets voor TOZO 2 en neem de economische zelfstandigheid van het individu als uitgangspunt
  • Ook als twee zzp-ers samen een huishouden vormen moeten beiden op een volledige TOZO aanspraak kunnen maken
  • Behoud de mogelijkheid in TOZO 2 om uitkeringsperiode in de tijd aan te laten sluiten op TOZO 1
  • Verlaag de minimale drempel voor vaste lasten van de TOGS-regeling
  • Maak bij de TOGS een uitzondering voor onze sector, zodat er gebruik van kan worden gemaakt ook als privéadres en vestigingsadres gelijk aan elkaar zijn (net als horecaondernemingen en ambulante ondernemingen).

Wij hopen van harte dat u aan onze verzoeken gehoor wil geven.

Mocht u naar aanleiding van dit schrijven nog behoefte hebben aan een nadere toelichting dan ben ik gaarne bereid die te geven.

Met vriendelijke groet,

Anton Scholten
Voorzitter NBF