Voorzitter Cultuur & Onderwijs EP pleit voor een verdubbeling van het Creative Europe budget

Met het oog op het nieuwe voorstel voor de langetermijnbegroting voor 2021-2027 van de EU kwam Sabine Verheyen, voorzitter van de commissie Cultuur en Onderwijs van het Europees Parlement, met het volgende statement:

Aangezien de lockdown in alle landen die door de pandemie zijn getroffen geleidelijk wordt versoepeld, wordt langzamerhand duidelijk dat de culturele en creatieve sector als laatste zal opengaan. Het lijkt erop dat de eerste schattingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die een daling van 10% in recreatie- en cultuuruitgaven voorspelden, helaas enorm optimistisch waren. Veel kleine organisaties en individuen staan ​​voor de ondergang en Europa dreigt zijn hart en ziel te verliezen.

Aangezien de Commissie werkt aan een nieuw voorstel voor de langetermijnbegroting van de EU, heeft zij een historische verantwoordelijkheid. We moeten aanzienlijk meer uitgeven aan cultuur en het bescheiden budget voor Creatieve Europe verdubbelen tot 2,806 miljard euro.

We moeten ook gevolg geven aan het recente verslag van de Rekenkamer, waaruit bleek dat er weliswaar geld is voor de culturele sector, maar dat het is verdeeld over fondsen zoals de structuurfondsen en Horizon Europe. De uitgaven voor cultuur moeten daarom veel beter worden gecoördineerd. We hebben ook een nieuwe visie voor de sector nodig: we moeten deze versterken door deze groener, innovatiever en inclusiever te maken.

Ik roep de Europese Commissie op om de kans te grijpen en een ambitieus plan op te stellen dat de culturele en creatieve sector weer op de been zal helpen en de regels en procedures die vaak te omslachtig blijken te zijn voor kleine spelers in de sector, te herzien.

Achtergrond
Volgens een OESO-studie van maart 2020 zullen de uitgaven voor recreatie en cultuur in de G7 waarschijnlijk met 10% dalen, waardoor ze worden gerekend tot de economische sectoren die het zwaarst zijn getroffen door de pandemie.

Bron: Europees Parlement