Kabinet steunt culturele sector met 300 miljoen euro
Volgens minister Van Engelshoven is de 300 miljoen euro steun bedoeld voor „cruciale culturele instellingen”. Bestaande steunmaatregelen zijn volgens de sector niet genoeg.
De culturele sector krijgt 300 miljoen euro van het kabinet. Dat heeft minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven (D66) woensdag laten weten. De steun komt bovenop maatregelen die al genomen waren om culturele instellingen als musea, poppodiums en theaters door de coronacrisis heen te loodsen.
Het bedrag dat nu wordt vrijgemaakt is volgens Van Engelshoven bedoeld voor „cruciale culturele instellingen”. Dat betekent onder meer dat de zes rijkscultuurfondsen, waaronder Fonds Podiumkunsten en Nederlands Letterenfonds, meer subsidie gaan verstrekken aan aangesloten instellingen en festivals. Ook komt er meer geld voor „instellingen in de culturele basisinfrastructuur”. De steun is daarnaast bedoeld voor musea, podia en theaters die in de regio’s en steden een belangrijke rol spelen.
In de culturele sector heersen grote zorgen over de gevolgen van de coronacrisis. Die zou „onherstelbare” schade kunnen aanrichten, schreven meerdere branche-organisaties eind vorige maand aan het kabinet. De eerder genomen maatregelen zijn volgens de sector onvoldoende. Die maatregelen behelzen onder meer het opschorten van de huur voor rijksmusea en het vervroegd opvragen van subsidiegeld voor het derde kwartaal. Werknemers in de cultuursector kunnen daarnaast gebruik maken van werktijdsverkorting, terwijl zzp’ers die zonder inkomsten zitten zich bij steunloketten kunnen melden.
Bron: NRC
De brief van minister Van Engelshoven aan de Tweede Kamer
Datum: 15 april 2020
Betreft: Aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector
Met deze brief reageer ik op uw brief van 6 april met kenmerk 2020D13033, waarin u vraagt om nadere informatie over de stappen die het kabinet de komende periode wil nemen voor de cultuursector en de aangekondigde maatregelen voor de middellange en lange termijn. Met deze brief reageer ik ook op de motie van het lid Jetten c.s.[1]
In mijn brief van 27 maart jl.[2] heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen voor de korte termijn voor de culturele en creatieve sector die tot dan toe waren genomen in verband met de Covid-19crisis. In die brief stond ik stil bij de kabinetsbrede maatregelen, specifieke coulancemaatregelen en de communicatie met het culturele en creatieve veld.
Met deze brief informeer ik u over de aanvullende ondersteuning die het kabinet biedt om de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
Aanvullende ondersteuning
De acute liquiditeitsproblemen van instellingen vormen een probleem voor het voortbestaan van vitale onderdelen in de culturele en creatieve infrastructuur. Instellingen in de culturele en creatieve sector hebben immers over het algemeen geen winstoogmerk, bouwen daarom nauwelijks reserves op en kunnen daar dan ook niet op terugvallen. Om na de crisis weer geleidelijk te kunnen opstarten, is het bovendien ook nodig dat er nu wordt geïnvesteerd in nieuwe, aangepaste, producties voor het volgende seizoen.
Dit vraagt om een tijdelijke andere balans tussen eigen inkomsten, waar de sector de afgelopen jaren hard aan heeft gewerkt, en ondersteuning door het rijk.
Het kabinet voegt daarom € 300 miljoen additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Zo behouden we niet alleen het unieke Nederlandse artistieke product, maar waarborgen we ook de werkgelegenheid in deze sector. Het doel is om die onderdelen van de keten die onmisbaar zijn en zorgen voor werkgelegenheid overeind te houden. De regeling ziet niet toe op zzp’ers. De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen.
Instrumentarium
De additionele middelen worden ingezet voor het:
- verhogen van de subsidie aan producerende instellingen in de Basisinfrastructuur 2017-2020 en de instellingen en festivals die meerjarige subsidie ontvangen van de zes rijkscultuurfondsen in de periode 2017-2020;
- verhogen van de leenfaciliteit voor monumenteneigenaren van opengestelde rijksmonumenten via het Nationaal Restauratie Fonds;
- investeren in de vitale regionale infrastructuur via de rijkscultuurfondsen voor een beperkt aantal cruciale regionale musea, podia en filmtheaters;
- verhogen van leenfaciliteiten bij Cultuur + Ondernemen voor instellingen die privaat worden gefinancierd.
Uitgangpunten
Instellingen die inkomsten mislopen als gevolg van de maatregelen van het kabinet om de verspreiding van Covid-19 tegen te gaan, komen in aanmerking voor de aanvullende ondersteuning. Daarbij moeten instellingen eerst een beroep hebben gedaan op de generieke maatregelen voor zover dat mogelijk is. Instellingen moeten daarnaast, voor zover verantwoord, eerst de eigen reserves aanspreken en alleen instellingen met een eigen inkomsten percentage van minimaal 15 % van hun totale omzet in 2018 komen in aanmerking. Voor instellingen die vitale onderdelen van de regionale infrastructuur zijn, geldt als extra voorwaarde dat de gemeente of provincie ook een extra bijdrage doet. Bij het bepalen van de extra ondersteuning wordt rekening gehouden met het aandeel eigen inkomsten van de instelling. Hoge eigen inkomsten betekent namelijk een groter verlies aan inkomsten en daarmee dus een grotere behoefte aan extra ondersteuning.
Uitvoering
U ontvangt binnenkort een incidentele suppletoire begroting waarmee de € 300 miljoen aan de begroting van OCW wordt toegevoegd.
Ik streef ernaar zo snel mogelijk te kunnen starten met de uitvoering van deze maatregelen. Daarvoor ga ik in overleg met betrokken partijen zoals de zes rijkscultuurfondsen, het Nationaal Restauratie Fonds, Cultuur + Ondernemen en wethouders en gedeputeerden cultuur. Bij de uitwerking zal ik uiteraard kijken naar staatssteunaspecten. Ik informeer uw Kamer zo snel mogelijk over de verdere uitwerking.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Ingrid van Engelshoven