Tweede rapport over Nederlandse jeugdfilm met aanbevelingen: ‘Vertoning is de grote bottleneck’

Het gaat niet goed met de Nederlandse jeugdfilm. Dat is de belangrijkste conclusie van Zien & gezien worden, het Filmfondsrapport dat vorige maand het licht zag. Een van de opstellers, Peter Bosma, schreef nog een tweede rapport, deze keer met toelichting en aanbevelingen. “Vertoning is de grote bottleneck.”

“De looptijd van Nederlandse jeugdfilms wordt steeds korter en de Europese kinderfilm lijkt wel helemaal te verdampen”, constateert Peter Bosma. Hij weet waar hij het over heeft. Vanaf 1992 was hij twintig jaar werkzaam bij LantarenVenster in Rotterdam, onder andere als jeugdfilmprogrammeur. Voor Zien & gezien worden sprak hij met producenten, distributeurs, filmmakers en vertoners van kinderfilms. “Dat rapport is opgesteld in opdracht van het Nederlands Filmfonds en bevat vooral harde cijfers. De conclusie – er moet meer gedaan worden marketing – onderschrijf ik uiteraard maar is een beetje voorspelbaar. Ik wilde in een tweede rapport kijken naar hoe we verder kunnen.”

Op de groei gemaakt heet die publicatie en ze biedt met korte interviews en case studies de verhalen achter de cijfers. Er moet volgens Bosma goed gekeken worden naar de positie van jeugdfilms in bioscopen en theaters, waar het hem ontbreekt aan kennis over het genre.

Spreiding op de kalender is volgens Bosma ook van belang. Het aantal releases van jeugdfilms piekt nu tijdens de herfstvakantie in oktober waardoor deze films allemaal tegelijkertijd om aandacht strijden. “Maar bij de jeugdfilm is het helemaal niet zo haastig en hijgerig. Je kunt zo’n titel ook best in februari programmeren. En doe eens een herneming. Of een speciale vertoning voor een verjaardag.”

Bosma ziet verder potentie in VOD-platforms. “Die doen vooralsnog weinig aan jeugdfilms, maar ik denk dat vertoning via streamingkanalen stimulerend kan werken en niet concurrerend, zoals sommigen denken. Scholen kunnen via zo’n platform ook toegang krijgen tot films.

Zien & gezien worden en Op de groei gemaakt zijn wat Bosma betreft een eerste aanzet tot meer onderzoek en analyse. Want veel is nog onduidelijk. “Wat bezielt de doelgroep? Dat weten we niet echt. Daar moet je ouders en onderwijsinstellingen voor interviewen en ja, hoe moeilijk dat ook is, ook kinderen enquêteren. Welke vertoningsmomenten zijn populair? Welke randprogrammering spreekt aan en welke niet? We moeten niet alleen weten dat bepaalde films het goed doen, maar waarom ze succesvol zijn.”

Lees verder bij De Filmkrant: ‘”Zaterdag­ochtend om 11 uur is beter dan woens­dag­middag’ Aanbevelingen om positie van Nederlandse jeugdfilm te verbeteren”

Lees het volledige rapport van Bosma hier: ‘Op de groei gemaakt en bekeken’