Orwa Nyrabia over IDFA 2018

Na drie decennia Ally Derks gaat IDFA komende woensdag van start onder leiding van een nieuwe directeur: Orwa Nyrabia. De Filmkrant ondervroeg hem over zijn plannen en ambities. Het werd een gesprek over Syrische wortels, angst en doorzettingsvermogen, nieuwe vormen van documentaire-maken, de gevaren van succes, Geert Wilders, een Chinese mijlpaal, onderschatting van het publiek en de noodzaak van experiment.

Orwa Nyrabia (1977) is net de veertig gepasseerd maar geldt als een veteraan en zwaargewicht in het internationale filmcircuit. De Syriër begon zijn carrière als journalist voor het Libanese dagblad As-Safir en debuteerde als acteur in de Egyptische oorlogsfilm The Gate of the Sun (2004), die buiten competitie draaide in Cannes. Hij had toen al het productiebedrijf Proaction Films opgericht, waarmee hij onder andere Return to Homs realiseerde, de openingsfilm van IDFA 2013. Samen met zijn vrouw, Diana El Jeroudi, begon hij het eerste documentaire-festival van Syrië dat snel uitgroeide tot het belangrijkste van de Arabische wereld. Als een van de drijvende krachten achter het Center for Documentation of Violations in Syria ontpopte hij zich tijdens de Syrische burgeroorlog als luis in de pels van het Assad-regime. Nadat hij in 2012 werd gearresteerd door de Syrische geheime dienst en werd vrijgelaten na druk uit de internationale filmwereld, verhuisde Nyrabia eerst naar Egypte en later naar Berlijn. Tegenwoordig spendeert hij een groot deel van zijn tijd in Amsterdam.

Welk onderdeel van het festival kijkt u het meeste naar uit? “Dat is een moeilijke. De laatste keer dat ik naar de lijst met 275 festivalfilms keek en probeerde er een paar hoogtepunten uit te pikken, kwam ik op 125 titels. Het is de veelheid waar ik me op verheug. Het is een polyfonisch programma en ik ben benieuwd hoe het Nederlandse publiek de randen en grenzen ervan gaat verkennen. Ik ben van mening dat kijkers – niet alleen in Nederland – erg worden onderschat. Er wordt verondersteld dat ze enkel klassieke verhaalstructuren van Amerikaanse blockbusters lusten, of extreem lokale verhalen. Ik heb niets tegen dat soort films – we vertonen zelf een flink aantal – maar er is veel meer.”

U volgt Ally Derks op, die IDFA heeft opgericht en dertig jaar lang aan het roer stond. Wat betekent haar erfenis voor u? “Ally is het water waar wij in zwemmen. Je denkt niet na over het water als je zwemt, maar het is er, onontkoombaar. IDFA heeft veel te danken aan Ally en ik heb veel te danken aan IDFA. Ik probeer mijzelf te zijn, maar ik ben niet minder moeilijk dan Ally, misschien alleen een ander soort moeilijk. Maar een festival als IDFA is natuurlijk meer dan zijn artistiek leider. Het kan niet zonder een toegewijd team van individuen die hun creativiteit en capaciteiten toewenden voor het succes en de groei van het festival.”

Kunt u iets vertellen van uw IDFA-verleden als filmmaker? “Ik begon met mijn partner, Diana El Jeroudi, in een klein kantoortje in Damascus en wij wilden films maken. Er was in die tijd nog geen internet in Syrië. We moesten een nummer in Libanon bellen om vijftien minuten per dag online te zijn. Via-via kwam ik het Jan Vrijman Fonds, nu het IDFA Bertha Fund, op het spoor. Ik noteerde de informatie en het telefoonnummer in mijn opschrijfblokje en daar bleef het bij twee jaar lang. Wij waren zo klein, niemand kende ons, ik was beschroomd om contact op te nemen. Maar tijdens een filmmarkt in Beiroet ontmoette ik Isabel Arrate, de fondsmanager, en zij moedigde me aan een aanvraag in te dienen. Die werd gehonoreerd en ze stuurden ons zomaar geld! Wij moesten lachen van ongeloof: hoe kunnen ze ons vertrouwen terwijl we niets kunnen garanderen? Maar dat vertrouwen heeft een enorme impact en stimuleert verantwoordelijkheid. Sindsdien hebben we al onze films vertoond op IDFA. Ik ben ook nog gevraagd voor de jury. En in 2017 was ik co-programmeur van Shifting Perspectives: The Arab World.”

En toen was er een vacature voor directeur. Wat deed u beslissen te solliciteren? “Ik heb de vreselijke gewoonte om als iets me angst aanjaagt er met beide benen in te springen. Toen het idee werd geopperd dat ik zou kunnen solliciteren, merkte ik dat ik bang was. Daarna kwamen de rationele argumenten. Ik vroeg mezelf af of ik zo blij was met mijn rol als producent in Europa. Niet echt dus. Het is me te bureaucratisch en technisch. Dat is niet waarom ik het vak in ben gegaan. IDFA zou daarentegen een plek kunnen zijn waar ik wel een verschil kan maken. Sinds ik in Amsterdam ben begonnen is de angst trouwens grotendeels verdwenen.”

U heeft ervaring als festivaldirecteur. In 2008 richtte u DOX BOX op, het eerste documentaire-festival van Syrië. Wat neemt u van die ervaring mee naar IDFA? “Toen wij DOX BOX oprichtten, werden we in de kranten vergeleken met Don Quichote: we zouden de strijd aangaan met windmolens. En nu werk ik in het land van de windmolens! Er is doorzettingsvermogen voor nodig om een documentaire-festival op te zetten in een relatief arm land, zonder noemenswaardig distributienetwerk. Je leert wat onmogelijk is, maar vooral ook wat wel kan. Je moet je afvragen wanneer je compromissen moet sluiten met criminelen en wanneer niet. Het is een test van je doorzettingsvermogen. Dat lijkt niet nodig in het welvarende Westen, maar is dat wel zo? We bevinden ons op een kruispunt in de tijd. Ik heb het gevoel dat mijn Syrische ervaring, hoe anders die ook is, nog wel eens goed van pas kan komen.”

In uw eerste editie als directeur heeft u een aantal nieuwe elementen geïntroduceerd. Het meest in het oog springend is het programma Frontlight/Luminous. Wat kunnen we hiervan verwachten? “Er is een bepaalde tweedeling in hoe filmmakers de wereld bekijken. De ene groep zet de spotlight direct op de werkelijkheid en de andere laat die werkelijkheid van binnenuit schijnen. Die verschillende aanpak resulteert in films die ons een verrijkende, meerstemmige blik op de wereld gunnen. En dat is de ziel van dit festival: we willen ons verbinden met die wereld. Niet alleen door ons op de hoogte te stellen van wat er aan de hand is, maar andere zienswijzen uit andere omgevingen toe te laten. Als we dat niet doen, eindigen we in een hokje, sluiten we de gordijnen en stemmen we Geert Wilders. We moeten ons bewust zijn van ons perspectief, het frame waardoor we de wereld zien, om het te kunnen oprekken.”

Voor het eerst in haar geschiedenis programmeert IDFA ook series, in het programma Serialized. Wordt dit een blijvend festivalonderdeel?“Serialized is een experiment. Alternatieve vormen worden steeds populairder onder documentairemakers. Ik weet niet zeker of een filmfestival de juiste plek is om ze te tonen. Dat gaan we nu uittesten. We hebben gekozen voor vijf series van hoge cinematografische kwaliteit. The Barricade en Flavours of Iraq zijn geanimeerde en op archiefmateriaal gebaseerde webseries gemaakt voor Twitter, die twee à drie minuten per aflevering duren. De andere drie zijn meer tv-georiënteerd. Ik ben benieuwd naar de discussies na afloop van de vertoningen. De publieksreactie bepaalt het succes. En wat er na een paar weken overblijft in de herinnering. Worden series iets anders als ze naar de bioscoop worden overgeplant of wordt de bioscoop dan gewoon een iets grotere hangbank? Ik ben niet dogmatisch en wil niets op voorhand uitsluiten. Voor het aanscherpen van de festivalidentiteit moeten we constant experimenteren, uitproberen en evalueren. IDFA is een levend organisme en de ontwikkeling is een continu proces.”

Waar in het programma komt die experimenteerdrift nog meer tot uiting?“DocLab is traditioneel de thuishaven van het experiment. Virtual reality staat hier centraal en in de tentoonstelling zijn ook complexe installaties en games te zien. Maar IDFA toont ook een van de belangrijkste lange documentaires van het afgelopen jaar: Dead Souls van Wang Bing. Die film duurt acht uur en een kwartier maar kan beschouwd worden als een mijlpaal niet alleen in de geschiedenis van de Chinese documentaire maar van de wereldcinema. Dit soort films bepaalt wat cinema is. Het zijn geen grote publiekstrekkers en passen niet in het marktformat maar wij tonen ze toch.”

Music Documentary is uit het programma verdwenen. Waarom? “Ik hou zelf ook van goede muziekdocumentaires maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het aanbod niet ieder jaar interessant genoeg is. We hebben het concept daarom opgerekt tot On Stage. Muziek is een van de disciplines die hierin worden gecombineerd met documentaire. Er is ook theater en performance, in de toekomst willen we literatuur toevoegen. De vertoning is meer dan een film met concert. We willen de media echt laten botsen waardoor een nieuwe ervaring ontstaat. Dit gaat niet over amusement maar juist het wakker schudden van mensen uit hun passieve consumptiemodus.”

Festivalbezoekers verzuchten weleens dat het IDFA-aanbod zo overweldigend groot is dat ze moeilijk wegwijs worden uit het programma. Doet u daar iets aan? “We hebben het aantal films verlaagd tot een iets minder intimiderend niveau. En we doen ons best de weg te wijzen. Door middel van routes, die we Wegwijs in het programma noemen, proberen we trends en rode draden te identificeren, dwars door verschillende vormen en landen van herkomst. Eén zo’n thema is bijvoorbeeld ‘it’s a woman’s world’, een andere ‘going to school’. Het zijn paden met een open einde die bezoekers kunnen helpen met het vinden van een ingang.”

Een andere veelgehoorde klacht is dat mensen vaak geen kaartjes meer kunnen kopen voor de film van hun keuze, zeker als ze aan de kassa van de bioscoop staan. Wordt daar iets aangedaan? “Dat is tol van het succes. We hebben nu eenmaal geen eindeloze voorraad stoelen. En wij willen niet alle theaters van Amsterdam dwingen hun reguliere programma op te schorten vanwege IDFA. Wel proberen we de programmering te optimaliseren en daar zullen we de komende jaren mee doorgaan. Zo willen we in de toekomst de premièrefilms, die nu in de eerste twee dagen draaien, spreiden over de hele festivalperiode. Maar ik erken: het blijft een punt van aandacht. Uitverkochte zalen zijn de droom van iedere festivaldirecteur. Totdat ze daadwerkelijk uitverkocht raken en het een probleem wordt.”

Festivals als het IFFR zetten steeds meer in op een rol als filmmarkt en werpen zich op als actieve belangenbehartigers van filmmakers. Gaat IDFA dat ook meer doen? “Met 3100 professionele gasten die komen voor Forum, Docs for Sale en de Academy, is IDFA al het epicentrum van de documentaire-wereld. Maar we willen die positie de komende jaren nog verder uitbouwen. Voor 2018 hebben we enkel een debatplatform voor de industry section toegevoegd.”

Wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen voor de sector op dit moment? “In ieder geval niet distributie, zoals geldt voor speelfilms. De distributiemogelijkheden voor documentaires zijn de afgelopen tien jaar enorm verbeterd. Maar dat succes heeft twee problemen opgeleverd. Het trekt nouveau riche aan voor wie documentaire een stilistische trend is, die ze toepassen op de boodschappen van politieke partijen, religieuze instellingen en commerciële bedrijven. Dat tast de onafhankelijkheid en integriteit van het medium aan. Je ziet het bijvoorbeeld bij platenmaatschappijen voor wie een muziekdocumentaire niet meer is dan een sales pitch voor een album of tournee. Mensen zijn ‘sick of slick’ en daarom zie je de documentaire-stijl zelfs terug in bedrijfsfilms. De andere bedreiging is het opkomende extremisme. Documentairemakers kunnen haatboodschappen bestrijden met contrapropaganda maar dan stappen ze eigenlijk in dezelfde valkuil.”

Welke rol heeft een festival als IDFA in dit landschap? “Het festival is een platform voor inspiratie dat het publiek laat zien dat de wereld groot is en vol opties, en dat je als individu net zoveel waard bent als het collectief. En hetzelfde willen we doen voor filmmakers. Alleen een filmfestival kan beide partijen bedienen.”

Waar moet IDFA idealiter staan over vijf jaar? “Het festival moet dan een gidsrol spelen in de veranderende genderbalans binnen de filmindustrie. En we willen nog meer Nederlanders van verschillende achtergronden bereiken. We willen ons bovendien scharen aan de kant van de publieke omroepen die nu zoveel kritiek te verduren krijgen en te maken hebben met een agressieve machtsgreep door VOD-reuzen. En we willen een steunpilaar zijn voor al die filmmakers die worden bedreigd, soms zelfs vermoord. IDFA moet op de bres voor die leden van de internationale documentaire-familie. Maar dat is misschien de visie van een man die zijn land verloren heeft en een nieuw thuis gevonden heeft in de film.”

Bron: De Filmkrant