Raad voor Cultuur bepleit andere financiering film
De Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid (WRR) had het in haar recente advies over het ‘Mattheüseffect’: steeds minder culturele instellingen krijgen een groter deel van de koek. Het gevolg: een veiliger aanbod en minder ruimte voor experiment. De Raad voor Cultuur deed er vorige week een schepje bovenop. Op het gebied van film vindt de Raad dat de financiering anders moet.
Het advies van de Raad voor Cultuur gaat over de beleidsperiode 2017-2020 en telt 168 pagina’s. Velen daarvan zijn volgeschreven met op- en aanmerkingen die het complete kunstenveld betreffen. Maar er wordt ook op de sectoren apart ingegaan. Voor film zijn vier pagina’s uitgetrokken. Veel te weinig, weet ook de Raad. Ze behandelt de door Minister Bussemaker aangestipte aandachtspunten globaal, maar stelt: ‘De omvang van het onderwerp is echter zo groot, dat de raad van mening is dat de positie van de Nederlandse film in het licht van internationalisering en digitalisering een diepgaande analyse verdient. Daarom willen wij aan dit onderwerp een apart advies wijden.’
Na de constatering dat ‘de filmkunst een hybride en grenzeloos medium’ is geworden, stipt het advies een aantal zaken aan die volgens de Raad anders geregeld moeten worden of op z’n minst tegen het licht gehouden. Het eerste is de scheiding die nu bestaat tussen speelfilms enerzijds en tv-drama en mediaproducties anderzijds. De eerste categorie wordt nu nog bediend door het Filmfonds. De omroepen ontfermen zich over de rest. Maar met de cinematografisch steeds hogere kwaliteit van tv-drama zouden die wellicht ook bij het Filmfonds moeten kunnen aankloppen. Het is een gedachte die in het verlengde ligt van Hans Beerekamps betoog in het Filmjaarboek: bij de strijd om de Gouden Kalveren zouden eigenlijk geen onderscheid gemaakt hoeven worden tussen speelfilms en tv-drama.
De Raad maakt zich zorgen over de positie van de Nederlandse artistieke film. Die staat volgens haar ‘permanent onder druk’ en er ‘moet zowel in de productie als in de vertoning meer ruimte voor zijn’. Artistieke films afrekenen op bezoekersaantallen is niet productief. Er zou beter gekeken kunnen worden naar de prijzen die films winnen, voor welke internationale festivals ze worden geselecteerd en of ze gerecenseerd worden in toonaangevende vakbladen.
De versmalling van Basis Infrastructuur (BIS), die het ook in het rapport van de WRR moest ontgelden, heeft in de ogen van de Raad voor Cultuur negatieve gevolgen gehad. Ten eerste verbaast ze zich erover dat jeugd- en animatiefilm, internationaal goed scorende onderdelen van de vaderlandse filmindustrie, überhaupt niet zijn opgenomen in de BIS. Ten tweede betreurt ze de afgenomen ruimte voor talentontwikkeling — door Halbe ‘de sloper’ Zijlstra aan het begin van de grote kortingskermis eenvoudigweg bestempeld als ‘een zaak van de sector’ . Het Binger Instituut, dat uit de BIS is gezet, en het Mediafonds, dat in 2017 dreigt te verdwijnen, worden met naam en toenaam genoemd. Of de NPO in het gat kan springen, valt volgens de Raad nog te bezien.
De Raad legt de vinger op de zere plek. De bezuinigingen hebben de innovatiekracht en experimenteerdrang stevig ingeperkt. Het aanpassingsvermogen om het hoofd te bieden aan de rap veranderende omgeving — digitalisering, internationalisering — is beperkt. Dat er iets mis is en dat het anders moet, is dus duidelijk. Alleen nog niet hoe dat moet. En wie dat, op welke manier moet betalen. We wachten met spanning op een vervolgadvies.
Bron: Filmkrant