Digitalisering leidt niet tot verschraling filmaanbod

Toen de digitalisering van de Nederlandse filmtheaters twee jaar geleden werd afgerond, heerste er de angst dat deze technologische vernieuwing zou leiden tot verschraling van het aanbod. Uit een recent rapport van Stichting Filmonderzoek blijkt dat die angst ongegrond was. Er zijn nu meer titels, meer kopieën en meer voorstellingen.

Samen met Luxemburg en Noorwegen (waar alle bioscopen eigendom zijn van de staat) is Nederland kampioen digitalisering. In geen enkel ander land is de bioscoopbranche honderd procent gedigitaliseerd. En dat terwijl het proces, dat in 2010 begon, pas in 2012 goed op stoom kwam. De theaterbezoeker merkt hoegenaamd niets van de omschakeling van celluloid naar bits en bytes, maar de impact op exploitatie en management is aanzienlijk. Met vooruitziende blik deed Stichting Filmonderzoek twee jaar geleden een nulmeting zodat nu de eerste effecten van de digitalisering op het aanbod geanalyseerd kunnen worden.

Belangrijkste conclusie is: het aantal uitgebrachte titels is alleen maar gegroeid. Nederland telt 104 filmtheaters, 84 onafhankelijke bioscopen en 58 bioscopen behorend tot één van de vier in ons land actieve concerns. In 2010 werden daar 413 films vertoont, in 2013 waren dat er 435. Opmerkelijk daarbij is het aanbod van de onafhankelijke distributeurs sterk is toegenomen. Het aantal titels waar zij verantwoordelijk voor zijn, steeg van 258 in 2010 tot 306 vorig jaar.

De reden hiervoor is het VPF-systeem. VPF, of Virtual Print Fee, is het bedrag dat de distributeur betaalt voor elke premièrekopie en waarmee de digitale apparatuur in de theaters wordt bekostigd. VPF wordt betaald sinds 2009 en bedraagt tussen de 500 en 700 euro per kopie. Dat is beduidend minder dan de 1000 tot 1500 euro die vroeger voor een 35mm-print betaald werd. Voor de majors, die hun films altijd al veel breder uitbrachten en daar schaalvoordeel mee haalden, is het kostenvoordeel minder pregnant dan voor de kleinere onafhankelijke distributeurs. Vooral voor Nederlandse films, het domein bij uitstek van independents, is het aantal premièrekopieën enorm gestegen, met 64% sinds 2010.

Behalve dat er meer titels zijn, worden die films — omdat er meer kopieën zijn — ook vaker vertoond. Bioscopen programmeren flexibeler en hebben opgerekte openingstijden om al dat extra aanbod een plaats te geven. Neemt niet weg dat de gemiddelde looptijd per film afneemt. Vroeger draaide een titel gemiddeld dertien weken, nu is hij na elf weken al verdwenen. Voor kleine releases is de verandering nog iets sterker. Daar gaat de looptijd van negen naar zes weken. Voor alle titels geldt dat het bezoek zich steeds meer concentreert in de eerste speelweek.

De vrees dat digitalisering commercialisering in de hand zou werken is vooralsnog niet bewaarheid. Het aandeel van top 20-titels in het totale bezoek, dat in 1995 nog rond de 60% lag, daalt nu richting de 40%.

De conclusie van Stichting Filmonderzoek is dat het VPF-systeem effectief de markt in balans houdt. De vraag is natuurlijk wat er gebeurt als de apparatuur is afbetaald, er geen bijdrage meer wordt geheven en de drempel voor het maken van ongelimiteerde aantallen kopieën verdwijnt. Pessimisten vrezen dat de diversiteit dan pas echt een klap krijgt. Vooral in kleine theaters zal het aanbod minder gevarieerd worden, looptijden zullen nog korter worden en kleine releases zullen naar de marge geduwd worden. Optimisten denken juist dat het aantal titels dan alleen maar zal toenemen omdat elke bioscoop de film kan draaien die hij wil en er een grotere flexibiliteit is in de programmering. Hoe de markt de komende jaren zal veranderen is de vraag; dat hij gaat veranderen staat vast.

Bron: Filmkrant