Juridische column van Remco Klöters – ‘Wetsvoorstel auteurscontractenrecht’

Vanaf het begin van dit jaar is Remco Klöters (advocaat media- en intellectuele eigendomsrecht bij Van Kaam advocaten) columnist voor de NBF site. In zijn columns zal hij aandacht besteden aan diverse juridische onderwerpen en actualiteiten op het gebied van film en televisie. Deze maand: ‘Wetsvoorstel auteurscontractenrecht’

Een overzicht van de columns is terug te vinden onder www.nbf.nl/services/juridische-service.

Remco Klöters – Wetsvoorstel auteurscontractenrecht

Op 19 juni 2012 is dan eindelijk het langverwachte en veelbesproken wetsvoorstel auteurscontractenrecht ingediend bij de Tweede Kamer. Een volgende stap naar een nieuw stelsel is dus een feit.

Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de als zwak veronderstelde positie van auteurs (zoals (scenario)schrijvers, tekstdichters, etc) en uitvoerende kunstenaars (zoals acteurs en zangers) wordt versterkt. Hoe pakt men dat aan en zal die positie met het voorstel ook daadwerkelijk versterkt kunnen worden?

Wat wil men veranderen?

Ten aanzien van alle werken wordt bepaald dat het verlenen van exclusieve licenties net als een overdracht van rechten uitsluitend schriftelijk (bij akte) mogelijk is.

De speciale bepalingen voor filmwerken – waarin o.a. wordt uitgegaan van een overdracht aan de producent – blijven in stand en worden op punten uitgebreid.

Het recht op een billijke vergoeding voor alle makers versterkt en wel op twee manieren.

Billijke vergoeding I

Wanneer een maker een licentie verleent, heeft hij recht op een billijke vergoeding en wordt het mogelijk de Minister van OCW te verzoeken de hoogte daarvan voor een bepaalde branche of periode vast te laten stellen. Een dergelijk verzoek kan alleen worden gedaan door een onafhankelijke en representatieve vereniging en een exploitant gezamenlijk of door een vereniging van exploitanten.

Billijke vergoeding II

Voor toekomstige, tijdens het maken van afspraken nog niet bekende, vormen van exploitatie is de exploitant – of derden die door de exploitant tot exploitatie zijn gerechtigd – aan de makers een aanvullende billijke vergoeding verschuldigd.

Bestsellersbepaling

Daarnaast stelt men de zogenaamde ‘bestsellersbepaling’ voor, die een aanvullende billijke vergoeding biedt voor gevallen waarin de vergoeding voor de maker – gelet op de wederzijdse prestaties – een ‘ernstige onevenredigheid’ vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitant. Ook deze aanvullende vergoeding kan bij eventuele derden worden afgedwongen. Makers dienen hiervoor wel naar de rechter te stappen.

‘No-use’ bepaling

Verder wordt beoogd te voorkomen dat exploitatie onnodig uitblijft. Makers kunnen overeenkomsten straks ontbinden als er binnen een redelijke termijn na het sluiten van een contract onvoldoende geëxploiteerd wordt, of de exploitatie te lang stilvalt. Dit is slechts anders als dit de schuld van de maker is, of wanneer er een zwaarwegend belang bestaat bij de instandhouding van de overeenkomst. Net als bij de PALM/NMUV regeling van Buma/Stemra kan dit alleen nadat de exploitant schriftelijk en tevergeefs een redelijke termijn is gesteld.

Voor filmwerken – waarin veelal sprake is van niet-scheidbare werken omdat ze gezamenlijk de film vormen, kan dit alleen met instemming van de andere makers. Leidt dit tot onverdeeldheid, dan kan men naar de rechter.

Het voor filmmakers belangrijke artikel 45d Auteurswet wordt grotendeels in stand gelaten, dus wanneer er geen andere afspraken worden gemaakt, dan wordt er nog altijd van overdracht van rechten aan de producent uitgegaan. De hiervoor genoemde wijzigingen worden ook toepasbaar verklaard voor filmmakers.

Vernietigingsrecht

De makers (niet zijnde filmmakers!) die hun rechten hebben overgedragen of in licentie hebben gegeven krijgen het recht om onredelijke lange of gedurende onduidelijke termijnen aanspraken op exploitatie te vernietigen. Dat geldt ook voor ‘onredelijk bezwarende’ bedingen in overeenkomsten.

Uitvoerenden

Uitvoerende kunstenaars zoals acteurs kunnen eveneens aanspraak maken op de nieuwe bepalingen, maar niet voor alle overeenkomsten. Voor overeenkomsten die gesloten zijn en worden voor de wetswijziging een feit is, gelden alleen de bepalingen over de ‘no-use’ en de onredelijk bezwarende bedingen.

Wat gaat er veranderen?

Of de beoogde versterking van de positie van makers daadwerkelijk bereikt zal worden valt nog te bezien.

Een eerste voorbehoud geldt ten aanzien van de makers die in een arbeidsrelatie tot een producent staan. Voor hen gelden de nieuwe bepalingen niet. Exploitanten zouden via arbeidsovereenkomsten de werking van het auteurscontractenrecht kunnen beperken.

Daarnaast wordt veelal gebruik gemaakt van open normen, zoals ‘billijk’ en ‘redelijk’. Het zal even duren voordat iedereen het eens zal zijn over wat in een bepaald geval billijk of redelijk is. De verwachting van de wetgever is dat verenigingen en exploitanten hieruit gaan komen, maar dat valt nog te bezien. Tot die tijd blijft het onduidelijk waar makers daadwerkelijk recht op hebben.

Bovendien zal het niet vaak voorkomen dat een maker naar de rechter stapt om bijvoorbeeld een bestsellervergoeding af te dwingen. De kosten die daarbij komen kijken zullen de eventuele baten al gauw overtreffen en daarbij: is het redelijk om makers wel in successen te laten meedelen, maar bij een flop de verliezen uitsluitend voor rekening van de exploitanten te laten? Dit overigens nog los van het feit dat de opbrengsten van een film zich bijzonder lastig laten vaststellen. Op voorhand zal het dus moeilijk zijn in te schatten of een gang naar de rechter zinvol is.

Gelet op ervaringen met overeenkomsten voor muziekuitgave verwacht ik nog het meest van de no-use bepaling. Er zijn inmiddels al diverse artiesten die hun contracten hebben kunnen ontbinden omdat hun muziekuitgever jarenlang achterover dacht te leunen terwijl de Buma/Stemra gelden binnen bleven komen. Exploitanten zullen straks echt iets moeten ondernemen als zij zich onverkort van de rechten verzekerd willen zien.

Remco Klöters is advocaat en een specialist op het gebied van het media-, auteurs- en merkenrecht. Hij is sinds 2003 werkzaam bij Van Kaam advocaten te Amsterdam en heeft veel ervaring met procederen, adviseren en het uitonderhandelen en opstellen van contracten, onder meer op het gebied van film en televisie.